De Billijke vergoeding na het ‘kappersarrest’

In een eerder artikel schreven wij al over een recente uitspraak van de Hoge Raad met betrekking tot de billijke vergoeding, het kappersarrest. De Hoge Raad oordeelde in dit arrest onder andere dat de hoogte van de billijke vergoeding grotendeels afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Het vaststellen van de hoogte van een billijke vergoeding is dan ook maatwerk. Om enig houvast te bieden benoemde de Hoge Raad enkele elementen die kunnen meewegen bij de berekening van de hoogte van de billijke vergoeding. Dit zijn onder andere de duur van het dienstverband, het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd, of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en het inkomen dat hij daaruit geniet.

Stand van zaken

Diverse kantonrechters hebben de afgelopen maanden onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad in verschillende zaken uitspraak gedaan over de billijke vergoeding. In deze uitspraken gaan zij, uitgebreider dan voorheen, in op de wijze waarop zij de billijke vergoeding berekenen. Eén van de door de Hoge Raad geformuleerde gezichtspunten waar kantonrechters hierbij voornamelijk gebruik maken is de vraag hoeveel loon de werknemer zou hebben ontvangen indien het dienstverband zou hebben voortgeduurd. Dit speelt zowel in zaken waarin de opzegging vernietigbaar is als in zaken waarin het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.

Inkomensderving

In sommige gevallen is het eenvoudig vast te stellen hoe lang het dienstverband zou hebben voortgeduurd. Te denken valt aan situaties waarin al voordat een ontslag op staande voet werd gegeven duidelijk was dat en op welk moment het dienstverband zou eindigen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien werknemer bijna de AOW-gerechtigde leeftijd zal bereiken of al duidelijk is dat de arbeidsovereenkomst via een andere (juridische) weg tot een einde komt. Van belang wordt hierbij geacht of en wanneer de werkgever de arbeidsovereenkomst alsnog had kunnen laten eindigen. Dit is echter niet altijd eenvoudig te bepalen.

Rechtbank Limburg

In deze uitspraak is een duidelijk stappenplan te zien van de wijze waarop de kantonrechter de billijke vergoeding berekend. Uitgangspunt is dat rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. De kantonrechter haalt de belangrijke New Hairstyle uitspraak van de Hoge Raad aan. De kantonrechter overweegt allereerst dat het gaat om een andere grondslag voor de billijke vergoeding. De werknemer koos in die zaak voor een billijke vergoeding in plaats van vernietiging van de opzegging terwijl het hier gaat om ontbinding waarbij de kantonrechter een billijke vergoeding kan inwilligen indien sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Toch zijn er volgens de kantonrechter voldoende aanwijzingen te vinden voor de toekenning van een billijke vergoeding in deze zaak. De volgende componenten zijn voor de berekening van belang; i) de mate van verwijtbaarheid van het handelen en/of nalaten van de werkgever, ii) de gevolgen van ontslag (hierbij speelt het misgelopen loon een belangrijke rol), iii) smartengeld in bijzondere gevallen.

 “Aftrekposten”

Daarnaast wordt er bij de begroting van de billijke vergoeding rekening gehouden met andere vergoedingen waar de werknemer aanspraak op maakt. Deze worden mogelijk afgetrokken van de billijke vergoeding. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de transitievergoeding en een mogelijke WW-uitkering, of in het geval van een nieuwe baan van de werknemer zijn inkomen die hieruit voortvloeit.

Conclusie: berekenen

Uit de rechtspraak sinds het New Hairstyle arrest van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat kantonrechters de billijke vergoedingen zoveel mogelijk proberen te berekenen aan de hand van verschillende elementen. Hierbij wordt voornamelijk het misgelopen loon van belang geacht.