Hoe ver reikt de herplaatsingsverplichting binnen concern?

Herplaatsing binnen concern

Het UWV hanteerde een ruim begrip voor herplaatsing, ook binnen een concern en buiten Nederland moest gekeken worden naar herplaatsing.

De Hoge Raad heeft vrijdag 18 januari 2019 uitspraak gedaan in een zaak met betrekking tot de reikwijdte van de herplaatsingsverplichting van een werkgever in een internationale context. Het ging in deze zaak om een expat van Shell. De expat heeft de kans gehad te zoeken naar ander werk via het interne netwerk van Shell. Hij heeft op 15 posities kunnen solliciteren, maar heeft geen nieuwe positie bemachtigd.

Shell heeft ontbinding gevraagd op basis van de restgrond; de werknemer had namelijk zijn tijdelijke baan in het buitenland verloren en had na terugkeer geen nieuwe rol. Zijn positie verviel niet vanwege een reorganisatie bij zijn werkgever, waardoor het ontslag niet aan het UWV hoefde te worden voorgelegd.

Het gerechtshof had geoordeeld dat herplaatsing niet in de rede lag. Het gerechtshof heeft daartoe onder andere overwogen dat een Nederlandse werkgever geen voorrang kan afdwingen van een kandidaat bij afzonderlijke lokale groepsmaatschappijen, mede in het licht van de corporate governance binnen een groot internationaal concern.

De werknemer meent dat de herplaatsingsplicht gezien moet worden als een resultaatsverbintenis. De Hoge Raad is het daar niet mee eens, het gaat om een inspanningsverplichting. Daarbij is het de vraag of het mogelijk is of in de rede ligt de werknemer te herplaatsen. Bij de laatste beoordeling gaat het ook om de omstandigheden die herplaatsing niet vanzelfsprekend maken. Ook redelijkheidsargumenten kunnen een rol spelen. De werkgever heeft daarbij een zekere beoordelingsruimte.

Praktijk

Voor de praktijk is deze beschikking van belang, nu de herplaatsingsverplichting meer ingekaderd is voor concerns. Werkgevers moeten wel de mogelijkheden bieden om te zoeken naar andere functies en daarbij ondersteuning bieden, maar er is geen resultaatsverplichting. Ook kan een Nederlandse vennootschap niet zomaar voorrang afdwingen van een boventallige werknemer bij een groepsvennootschap.