Deliveroo uitspraak
De bezorger van Deliveroo is geen schijnzelfstandige, dat heeft de rechtbank Amsterdam afgelopen maandag besloten.
Op maandag 23 juli 2018 vond de langverwachte uitspraak plaats in de zaak Deliveroo tegen UvA student Sytze Ferwerda. Volgens Sytze moet de overeenkomst tussen hem en Deliveroo als arbeidsovereenkomst worden gekwalificeerd. Deliveroo zou op die manier proberen te ontkomen aan bijvoorbeeld ontslagbescherming en werknemersverzekeringen.“Ik ben geen zzp’er en dat wil ik ook helemaal niet zijn”, zegt Sytze.
De rechtbank heeft afgelopen maandag echter vastgesteld dat de overeenkomst tussen Sytze en Deliveroo niet te kwalificeren is als een arbeidsovereenkomst. Sytze is een zzp’er en wilde dat – zo stelt de rechtbank – ook zijn.
Bij de beoordeling van de rechtbank gaat het hoofdzakelijk over de beantwoording van de volgende twee vragen; (1) wat was de intentie van partijen; en (2) hoe hebben partijen uitvoering gegeven aan de overeenkomst?
Wat was de intentie van partijen bij het aangaan van de overeenkomst ?
Volgens de rechtbank was de intentie van beide partijen dat Sytze als zelfstandig ondernemer voor Deliveroo zou gaan werken.
Dit volgt in de eerste plaats uit de (opdracht)overeenkomst die Sytze en Deliveroo overeenkwamen. Daarin was namelijk expliciet vastgesteld dat zij niet de intentie hadden dat Sytze als een werknemer bij Deliveroo in dienst zou treden. Dit vindt verder ook uiting in verschillende bepalingen van de overeenkomst waardoor Sytze o.a. : zich kan laten vervangen; werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht van Deliveroo mag verrichten; geen vergoeding krijgt bij ziekte; en wordt betaald per voltooide bestelling.
Verder had Sytze ten behoeve van zijn werkzaamheden voor Deliveroo zijn eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en bovendien een BTW-nummer aangevraagd. Volgens de rechtbank staat daarom vast dat Sytze zich ervan bewust was dat hij als zelfstandig ondernemer voor Deliveroo zou gaan werken.
Op welke manier is uitvoering gegeven aan de overeenkomst ?
Vervolgens beoordeelde de rechtbank de feitelijke uitvoering van de overeenkomst. De rechtbank vond daarin de volgende kenmerken die pleiten vóór het bestaan van een opdrachtovereenkomst. De rechtbank stelde onder meer vast dat Sytze:
(1) zelf mag bepalen of en wanneer hij werkt en hij ook opdrachten kan en mag weigeren;
(2) vrij is om zelf de route te bepalen die hij fietst;
(3) zelf bepaalt welke kleding hij draagt bij de uitvoering van zijn werk (er is geen verplichte bedrijfsoutfit);
(4) een eigen thermo box voor het vervoer van de maaltijden heeft;
(5) ook voor concurrenten mag werken; en
(6) hij zich magen laten vervangen door een ander om het werk voor Deliveroo te verrichten.
Tenslotte stelde de rechtbank vast dat het werk voor Deliveroo slechts een bijverdienste voor Sytze is en hij onder de voorwaarden van de opdrachtovereenkomst substantieel meer verdient dan het loon dat hij op grond van zijn arbeidsovereenkomst verdiende.
Wetgever! Wat ga je doen ?
De rechtbank erkent dat er in het huidige arbeidsrecht geen rekening is gehouden met de uit de (relatief) nieuwe platformeconomie voortkomende arbeidsverhoudingen, maar stelt tegelijk vast dat de beslissing in deze zaak niet tot een onredelijk of onbillijk resultaat leidt. Hierdoor vindt de rechtbank het niet noodzakelijk om in te grijpen.
De maatschappelijke discussie laat de rechtbank voor wat hij is. Wel wordt afgesloten met een duidelijk signaal naar de wetgever:
”Wanneer het ongewenst wordt geacht dat werkplatforms als Deliveroo dergelijke overeenkomsten aanbieden, zal de wetgever daartegen maatregelen moeten treffen.”
Vanuit arbeidsrechtelijk oogpunt geen verrassende uitspraak. Wel een uitspraak die relevant kan zijn voor andere platforms zoals Deliveroo. De uitspraak laat in ieder geval zien dat de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst afhangt van de bedoeling van partijen en van de feitelijke omstandigheden. Het is nu dus aan de wetgever om te bepalen of daar andere factoren van belang zouden moeten zijn.