Wanneer vangt de bedenktermijn aan?

bedenktermijn

Bedenktermijn

Sinds de invoering van de WWZ geldt er een bedenktermijn voor de werknemer na het overeenkomen van een beëindigingsovereenkomst. Artikel 670b lid 2 bepaalt:

Indien de arbeidsovereenkomst door middel van een schriftelijke overeenkomst wordt beëindigd, heeft de werknemer het recht om deze overeenkomst zonder opgaaf van redenen, binnen veertien dagen na de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, door een schriftelijke aan de werkgever gerichte, verklaring te ontbinden.

In de praktijk worden partijen het vaak eens over de voorwaarden van de beëindiging voordat de vaststellingsovereenkomst wordt ondertekend. Soms zit hier meerdere dagen tussen, bijvoorbeeld door vertraging van de post. Vraag is dan wanneer de veertiendagen bedenktermijn gaat lopen? Vanaf de datum dat partijen het eens waren geworden, van de datum van de handtekening van de werknemer onder de beëindigingsovereenkomst of vanaf de datum dat zowel werknemer als werkgever de beëindigingsovereenkomst hebben ondertekend. Het antwoord op deze vraag is uiteraard van doorslaggevend belang bij het bepalen tot welke datum de werknemer nog terug kan komen op zijn akkoord met de vertrekregeling. Helaas is de wettekst niet geheel helder en biedt zij geen duidelijk antwoord op deze vraag.

Rechtspraak

Onlangs is de eerste rechtspraak verschenen over deze vraag. In kort geding overweegt de kantonrechter Den Haag (1 juni 2016, rol nr. 4933980) dat uit de wettekst volgt dat er aan het schriftelijkheidsvereiste voldaan moet zijn alvorens de termijn gaat lopen. De rechter overweegt dat het doel van de bedenktermijn is het voorkomen dat een werknemer (onder druk) instemt met een beëindiging, terwijl hij de gevolgen onvoldoende heeft kunnen overwegen en/of juridisch advies in te winnen. De rechtszekerheid brengt mee dat partijen gebaat zijn bij een duidelijk aantoonbaar moment waarop deze bedenktermijn aanvangt, vandaar dat het schriftelijkheidsvereiste is geïntroduceerd.

Volgens de kantonrechter blijkt nergens uit dat de wetgever een strenger schriftelijkheidsvereiste voor ogen heeft gehad dan overige bepalingen in de wet waarin het schriftelijkheidsvereiste geldt, zoals bij het overeenkomen van een concurrentiebeding. Aan de hand van jurisprudentie over het schriftelijkheidsvereiste voor concurrentiebedingen overweegt de kantonrechter dat dit vereiste niet zover gaat dat partijen de vaststellingsovereenkomst daadwerkelijk moeten hebben ondertekend. In deze rechtspraak is immers overwogen dat ook een bevestiging van akkoord per email en zelfs whatsapp voldoende is om te voldoen aan het schriftelijkheidsvereiste.

De kantonrechter concludeert uiteindelijk dat de bedenktermijn is gaan lopen vanaf de datum dat de advocaat van de werknemer per email heeft bevestigd dat partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.